^ [[nbg|Terug naar Bijbel index]] ^ [[job|Terug naar Boek index]] ^ ===== Job 10 ===== \\ [[commentaar:job10-1 |1 ]] Mijn ziel heeft een afschuw van het leven, ik wil mijn klacht de vrije loop laten, spreken in de bitterheid mijner ziel. \\ [[commentaar:job10-2 |2 ]] Ik zal tot God zeggen: Veroordeel mij niet; laat mij weten, waarom Gij U tegen mij keert. \\ [[commentaar:job10-3 |3 ]] Brengt het U voordeel, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt het gewrocht uwer handen en over de raad der goddelozen licht laat stralen? \\ [[commentaar:job10-4 |4 ]] Hebt Gij dan vleselijke ogen, ziet Gij zoals stervelingen zien? \\ [[commentaar:job10-5 |5 ]] Zijn uw dagen als die van een sterveling, uw jaren als de dagen van een man, \\ [[commentaar:job10-6 |6 ]] Dat Gij naar mijn ongerechtigheid zoekt en speurt naar mijn zonde, \\ [[commentaar:job10-7 |7 ]] Hoewel Gij weet, dat ik niet schuldig ben, en dat niemand uit uw hand kan redden? \\ [[commentaar:job10-8 |8 ]] Uw handen hebben mij gewrocht en gevormd, geheel en volledig; en wilt Gij mij in het verderf storten? \\ [[commentaar:job10-9 |9 ]] Bedenk toch, dat Gij mij als leem hebt gevormd, en wilt Gij mij tot stof doen wederkeren? \\ [[commentaar:job10-10 |10 ]] Hebt Gij mij niet als melk uitgegoten, en mij als kaas laten stremmen, \\ [[commentaar:job10-11 |11 ]] Met huid en vlees mij bekleed, met beenderen en spieren mij doorweven? \\ [[commentaar:job10-12 |12 ]] Leven en genade hebt Gij mij geschonken, en uw zorg heeft mijn geest bewaakt. \\ [[commentaar:job10-13 |13 ]] Maar dit hadt Gij in uw hart verborgen, ik weet, dat Gij dit van zins waart: \\ [[commentaar:job10-14 |14 ]] Wanneer ik zou zondigen, dan zoudt Gij mij waarnemen en mij van mijn ongerechtigheid niet vrijspreken. \\ [[commentaar:job10-15 |15 ]] Indien ik schuldig stond (wee mij! en was ik onschuldig) ik zou, zat van smaad, en ziende op mijn ellende, mijn hoofd niet kunnen opheffen. \\ [[commentaar:job10-16 |16 ]] Zou het zich verheffen, dan zoudt Gij als een leeuw jacht op mij maken, en uw wondermacht tegen mij opnieuw tonen. \\ [[commentaar:job10-17 |17 ]] Steeds nieuwe getuigen zoudt Gij tegen mij oproepen, uw wrevel tegen mij steeds vergroten: Troepen, ja een leger tegen mij! \\ [[commentaar:job10-18 |18 ]] Maar waarom deedt Gij mij uit de moederschoot voortkomen, gaf ik de geest niet, eer een oog mij zag? \\ [[commentaar:job10-19 |19 ]] Ik zou dan zijn, alsof ik niet geweest ware; van de moederschoot zou ik grafwaarts zijn gedragen. \\ [[commentaar:job10-20 |20 ]] Zijn de dagen mijns levens niet weinige? Laat van mij af, opdat ik een weinig vreugde beleve, \\ [[commentaar:job10-21 |21 ]] Voordat ik heenga, zonder terug te keren, naar het land van donkerheid en diepe duisternis, \\ [[commentaar:job10-22 |22 ]] Het stikdonkere land, waar diepe duisternis en wanorde heersen en waar het licht gelijk is aan de duisternis. ^ [[job9| vorig hoofdstuk]] ^ [[job11|volgend hoofdstuk]] ^