^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^ [[job|Terug naar Boek index]] ^ ===== Job 34 ===== \\ [[commentaar:job34-1|1 ]] "Verder antwoordde Elihu, en zeide: " \\ [[commentaar:job34-2|2 ]] "Hoort, gij wijzen, mijn woorden, en gij verstandigen, neigt de oren naar mij. " \\ [[commentaar:job34-3|3 ]] "Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt. " \\ [[commentaar:job34-4|4 ]] "Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons kennen onder ons wat goed is. " \\ [[commentaar:job34-5|5 ]] "Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen. " \\ [[commentaar:job34-6|6 ]] Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl is smartelijk zonder overtreding. \\ [[commentaar:job34-7|7 ]] "Wat man is er, gelijk Job? Hij drinkt de bespotting in als water; " \\ [[commentaar:job34-8|8 ]] "En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden. " \\ [[commentaar:job34-9|9 ]] "Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet, als hij welbehagen heeft aan God. " \\ [[commentaar:job34-10|10 ]] "Daarom, gij, lieden van verstand, hoort naar mij: Verre zij God van goddeloosheid, en de Almachtige van onrecht! " \\ [[commentaar:job34-11|11 ]] "Want naar het werk des mensen vergeldt Hij hem, en naar eens ieders weg doet Hij het hem vinden. " \\ [[commentaar:job34-12|12 ]] "Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet. " \\ [[commentaar:job34-13|13 ]] "Wie heeft Hem gesteld over de aarde, en wie heeft de ganse wereld geschikt? " \\ [[commentaar:job34-14|14 ]] "Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen; " \\ [[commentaar:job34-15|15 ]] "Alle vlees zou tegelijk den geest geven, en de mens zou tot stof wederkeren. " \\ [[commentaar:job34-16|16 ]] "Zo er dan verstand bij u is, hoor dit; neig de oren tot de stem mijner woorden. " \\ [[commentaar:job34-17|17 ]] "Zou hij ook, die het recht haat, den gewonde verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? " \\ [[commentaar:job34-18|18 ]] Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot de prinsen: Gij goddelozen! \\ [[commentaar:job34-19|19 ]] "Hoe dan tot Dien, Die het aangezicht der vorsten niet aanneemt, en den rijke voor den arme niet kent? Want zij zijn allen Zijner handen werk. " \\ [[commentaar:job34-20|20 ]] "In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga; en de machtige wordt weggenomen zonder hand. " \\ [[commentaar:job34-21|21 ]] "Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden. " \\ [[commentaar:job34-22|22 ]] "Er is geen duisternis, en er is geen schaduw des doods, dat aldaar de werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten. " \\ [[commentaar:job34-23|23 ]] "Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden. " \\ [[commentaar:job34-24|24 ]] "Hij vermorzelt de geweldigen, dat men het niet doorzoeken kan, en stelt anderen in hun plaats. " \\ [[commentaar:job34-25|25 ]] "Daarom dat Hij hun werken kent, zo keert Hij hen des nachts om, en zij worden verbrijzeld. " \\ [[commentaar:job34-26|26 ]] "Hij klopt hen samen als goddelozen, in een plaats, waar aanschouwers zijn; " \\ [[commentaar:job34-27|27 ]] "Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben; " \\ [[commentaar:job34-28|28 ]] "Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore. " \\ [[commentaar:job34-29|29 ]] "Als Hij stilt, wie zal dan beroeren? Als Hij het aangezicht verbergt, wie zal Hem dan aanschouwen, zowel voor een volk, als voor een mens alleen? " \\ [[commentaar:job34-30|30 ]] "Opdat de huichelachtige mens niet meer regere, en geen strikken des volks zijn. " \\ [[commentaar:job34-31|31 ]] "Zekerlijk heeft hij tot God gezegd: Ik heb Uw straf verdragen, ik zal het niet verderven. " \\ [[commentaar:job34-32|32 ]] "Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb ik onrecht gewrocht, ik zal het niet meer doen. " \\ [[commentaar:job34-33|33 ]] "Zal het van u zijn, hoe Hij iets vergelden zal, dewijl gij Hem versmaadt? Zoudt gij dan verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek. " \\ [[commentaar:job34-34|34 ]] "De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs man zal naar mij horen; " \\ [[commentaar:job34-35|35 ]] "Dat Job niet met wetenschap gesproken heeft, en zijn woorden niet met kloek verstand geweest zijn. " \\ [[commentaar:job34-36|36 ]] "Mijn Vader, laat Job beproefd worden tot het einde toe, om zijner antwoorden wil onder de ongerechtige lieden. " \\ [[commentaar:job34-37|37 ]] "Want tot zijn zonde zou hij nog overtreding bijvoegen; hij zou onder ons in de handen klappen, en hij zou zijn redenen vermenigvuldigen tegen God. " ^ [[job33| vorig hoofdstuk]] ^ [[job35|volgend hoofdstuk]] ^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^