^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^ [[job|Terug naar Boek index]] ^ ===== Job 7 ===== \\ [[commentaar:job7-1|1 ]] "Heeft niet de mens een strijd op de aarde, en zijn zijn dagen niet als de dagen des dagloners? " \\ [[commentaar:job7-2|2 ]] "Gelijk de dienstknecht hijgt naar de schaduw, en gelijk de dagloner verwacht zijn werkloon; " \\ [[commentaar:job7-3|3 ]] "Alzo zijn mij maanden der ijdelheid ten erve geworden, en nachten der moeite zijn mij voorbereid. " \\ [[commentaar:job7-4|4 ]] "Als ik te slapen lig, dan zeg ik: Wanneer zal ik opstaan, en Hij den avond afgemeten hebben? En ik word zat van woelingen tot aan den schemertijd. " \\ [[commentaar:job7-5|5 ]] Mijn vlees is met het gewormte en met het gruis des stofs bekleed; mijn huid is gekliefd en verachtelijk geworden. \\ [[commentaar:job7-6|6 ]] "Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel, en zijn vergaan zonder verwachting. " \\ [[commentaar:job7-7|7 ]] "Gedenk, dat mijn leven een wind is; mijn oog zal niet wederkomen, om het goede te zien. " \\ [[commentaar:job7-8|8 ]] "Het oog desgenen, die mij nu ziet, zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal niet meer zijn. " \\ [[commentaar:job7-9|9 ]] "Een wolk vergaat en vaart henen; alzo die in het graf daalt, zal niet weder opkomen. " \\ [[commentaar:job7-10|10 ]] "Hij zal niet meer wederkeren tot zijn huis, en zijn plaats zal hem niet meer kennen. " \\ [[commentaar:job7-11|11 ]] "Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel. " \\ [[commentaar:job7-12|12 ]] "Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet? " \\ [[commentaar:job7-13|13 ]] "Wanneer ik zeg: Mijn bedstede zal mij vertroosten, mijn leger zal van mijn klacht wat wegnemen; " \\ [[commentaar:job7-14|14 ]] "Dan ontzet Gij mij met dromen, en door gezichten verschrikt Gij mij; " \\ [[commentaar:job7-15|15 ]] Zodat mijn ziel de verworging kiest; den dood meer dan mijn beenderen. \\ [[commentaar:job7-16|16 ]] "Ik versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid. " \\ [[commentaar:job7-17|17 ]] "Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet? " \\ [[commentaar:job7-18|18 ]] En dat Gij hem bezoekt in elken morgenstond; dat Gij hem in elken ogenblik beproeft? \\ [[commentaar:job7-19|19 ]] "Hoe lang keert Gij U niet af van mij, en laat niet van mij af, totdat ik mijn speeksel inzwelge? " \\ [[commentaar:job7-20|20 ]] "Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? Waarom hebt Gij mij U tot een tegenloop gesteld, dat ik mijzelven tot een last zij? " \\ [[commentaar:job7-21|21 ]] "En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn. " ^ [[job6| vorig hoofdstuk]] ^ [[job8|volgend hoofdstuk]] ^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^