^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^ [[johannes|Terug naar Boek index]] ^ ===== Johannes 11 ===== \\ [[commentaar:johannes11-1|1 ]] "En er was een zeker man krank, genaamd Lazarus, van Bethanie, uit het vlek van Maria en haar zuster Martha. " \\ [[commentaar:johannes11-2|2 ]] "(Maria nu was degene, die den Heere gezalfd heeft met zalf, en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus krank was.) " \\ [[commentaar:johannes11-3|3 ]] "Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank. " \\ [[commentaar:johannes11-4|4 ]] "En Jezus, dat horende, zeide: Deze krankheid is niet tot den dood, maar ter heerlijkheid Gods; opdat de Zone Gods door dezelve verheerlijkt worde. " \\ [[commentaar:johannes11-5|5 ]] "Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. " \\ [[commentaar:johannes11-6|6 ]] "Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij nog twee dagen in de plaats, waar Hij was. " \\ [[commentaar:johannes11-7|7 ]] Daarna zeide Hij verder tot de discipelen: Laat ons wederom naar Judea gaan. \\ [[commentaar:johannes11-8|8 ]] "De discipelen zeiden tot Hem: Rabbi! de Joden hebben U nu onlangs gezocht te stenigen, en gaat Gij wederom derwaarts? " \\ [[commentaar:johannes11-9|9 ]] "Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in den dag? Indien iemand in den dag wandelt, zo stoot hij zich niet, overmits hij het licht dezer wereld ziet; " \\ [[commentaar:johannes11-10|10 ]] "Maar indien iemand in den nacht wandelt, zo stoot hij zich, overmits het licht in hem niet is. " \\ [[commentaar:johannes11-11|11 ]] "Dit sprak Hij; en daarna zeide Hij tot hen: Lazarus, onze vriend, slaapt; maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken. " \\ [[commentaar:johannes11-12|12 ]] "Zijn discipelen dan zeiden: Heere, indien hij slaapt, zo zal hij gezond worden. " \\ [[commentaar:johannes11-13|13 ]] "Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps. " \\ [[commentaar:johannes11-14|14 ]] Toen zeide dan Jezus tot hen vrijuit: Lazarus is gestorven. \\ [[commentaar:johannes11-15|15 ]] "En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben, opdat gij geloven moogt; doch laat ons tot hem gaan. " \\ [[commentaar:johannes11-16|16 ]] "Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. " \\ [[commentaar:johannes11-17|17 ]] "Jezus dan, gekomen zijnde, vond, dat hij nu vier dagen in het graf geweest was. " \\ [[commentaar:johannes11-18|18 ]] "(Bethanie nu was nabij Jeruzalem, omtrent vijftien stadien van daar.) " \\ [[commentaar:johannes11-19|19 ]] "En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder. " \\ [[commentaar:johannes11-20|20 ]] "Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten. " \\ [[commentaar:johannes11-21|21 ]] "Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven; " \\ [[commentaar:johannes11-22|22 ]] "Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal. " \\ [[commentaar:johannes11-23|23 ]] Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal wederopstaan. \\ [[commentaar:johannes11-24|24 ]] "Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage. " \\ [[commentaar:johannes11-25|25 ]] "Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; " \\ [[commentaar:johannes11-26|26 ]] "En een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat? " \\ [[commentaar:johannes11-27|27 ]] "Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zone Gods, Die in de wereld komen zou. " \\ [[commentaar:johannes11-28|28 ]] "En dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De Meester is daar, en Hij roept u. " \\ [[commentaar:johannes11-29|29 ]] "Deze, als zij dat hoorde, stond haastelijk op, en ging tot Hem. " \\ [[commentaar:johannes11-30|30 ]] "(Jezus nu was nog in het vlek niet gekomen, maar was in de plaats, waar Hem Martha tegemoet gekomen was.) " \\ [[commentaar:johannes11-31|31 ]] "De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, dat zij haastelijk opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene. " \\ [[commentaar:johannes11-32|32 ]] "Maria dan, als zij kwam, waar Jezus was, en Hem zag, viel aan Zijn voeten, zeggende tot Hem: Heere, indien Gij hier geweest waart, zo ware mijn broeder niet gestorven. " \\ [[commentaar:johannes11-33|33 ]] "Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, ook wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven; " \\ [[commentaar:johannes11-34|34 ]] "En zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Heere, kom en zie het. " \\ [[commentaar:johannes11-35|35 ]] Jezus weende. \\ [[commentaar:johannes11-36|36 ]] "De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had! " \\ [[commentaar:johannes11-37|37 ]] "En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? " \\ [[commentaar:johannes11-38|38 ]] "Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd. " \\ [[commentaar:johannes11-39|39 ]] "Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen. " \\ [[commentaar:johannes11-40|40 ]] "Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat, zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult? " \\ [[commentaar:johannes11-41|41 ]] "Zij namen dan den steen weg, waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. " \\ [[commentaar:johannes11-42|42 ]] "Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. " \\ [[commentaar:johannes11-43|43 ]] "En als Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stemme: Lazarus, kom uit! " \\ [[commentaar:johannes11-44|44 ]] "En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem, en laat hem heengaan. " \\ [[commentaar:johannes11-45|45 ]] "Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem. " \\ [[commentaar:johannes11-46|46 ]] "Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeen, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan had. " \\ [[commentaar:johannes11-47|47 ]] "De overpriesters dan en de Farizeen vergaderden den raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want deze Mens doet vele tekenen. " \\ [[commentaar:johannes11-48|48 ]] "Indien wij Hem alzo laten geworden, zij zullen allen in Hem geloven, en de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en volk. " \\ [[commentaar:johannes11-49|49 ]] "En een uit hen, namelijk Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets; " \\ [[commentaar:johannes11-50|50 ]] "En gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat een mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga. " \\ [[commentaar:johannes11-51|51 ]] "En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het volk; " \\ [[commentaar:johannes11-52|52 ]] "En niet alleen voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen. " \\ [[commentaar:johannes11-53|53 ]] "Van dien dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden. " \\ [[commentaar:johannes11-54|54 ]] "Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden; maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraim, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen. " \\ [[commentaar:johannes11-55|55 ]] "En het pascha der Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden. " \\ [[commentaar:johannes11-56|56 ]] "Zij zochten dan Jezus, en zeiden onder elkander, staande in den tempel: Wat dunkt u? Dunkt u, dat Hij niet komen zal tot het feest? " \\ [[commentaar:johannes11-57|57 ]] "De overpriesters nu en de Farizeen hadden een gebod gegeven, dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te kennen geven, opdat zij Hem mochten vangen. " ^ [[johannes10| vorig hoofdstuk]] ^ [[johannes12|volgend hoofdstuk]] ^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^