^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^ [[klaagliederen|Terug naar Boek index]] ^ ===== Klaagliederen 4 ===== \\ [[commentaar:klaagliederen4-1|1 ]] "Aleph. Hoe is het goud zo verdonkerd, het goede fijne goud zo veranderd! Hoe zijn de stenen des heiligdoms vooraan op alle straten verworpen! " \\ [[commentaar:klaagliederen4-2|2 ]] "Beth. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij nu gelijk gerekend aan de aarden flessen, het werk van de handen eens pottenbakkers! " \\ [[commentaar:klaagliederen4-3|3 ]] "Gimel. Zelfs laten de zeekalveren de borsten neder, zij zogen hun welpen; maar de dochter mijns volks is als een wrede geworden, gelijk de struisen in de woestijn. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-4|4 ]] "Daleth. De tong van het zoogkind kleeft aan zijn gehemelte van dorst; de kinderkens eisen brood, er is niemand, die het hun mededeelt. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-5|5 ]] "He. Die lekkernijen aten, versmachten nu op de straten; die in karmozijn opgetrokken zijn, omhelzen den drek. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-6|6 ]] "Vau. En de ongerechtigheid der dochter mijns volks is groter dan de zonden van Sodom, dat als in een ogenblik omgekeerd werd, en geen handen hadden arbeid over haar. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-7|7 ]] "Zain. Haar bijzondersten waren reiner dan de sneeuw, zij waren witter dan melk; zij waren roder van lichaam dan robijnen, gladder dan een saffier. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-8|8 ]] "Cheth. Maar nu is hun gedaante verduisterd van zwartigheid, men kent hen niet op de straten; hun huid kleeft aan hun beenderen, zij is verdord, zij is geworden als een hout. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-9|9 ]] "Teth. De verslagenen van het zwaard zijn gelukkiger dan de verslagenen van den honger; want die vlieten daarhenen, als doorstoken zijnde, omdat er geen vruchten der velden zijn. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-10|10 ]] Jod. De handen der barmhartige vrouwen hebben haar kinderen gekookt; zij zijn haar tot spijze geworden in de verbreking der dochter mijns volks. \\ [[commentaar:klaagliederen4-11|11 ]] "Caph. De HEERE heeft Zijn grimmigheid volbracht, Hij heeft de hittigheid Zijns toorns uitgestort; en Hij heeft te Sion een vuur aangestoken, hetwelk haar fondamenten verteerd heeft. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-12|12 ]] "Lamed. De koningen der aarde zouden het niet geloofd hebben, noch al de inwoners der wereld, dat de tegenpartijder en vijand tot de poorten van Jeruzalem zou ingaan. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-13|13 ]] "Mem. Het is vanwege de zonden harer profeten, en de misdaden harer priesteren, die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen vergoten hebben. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-14|14 ]] "Nun. Zij zwierven als blinden op de straten, zij waren met bloed besmet, zodat men niet kon zien, of men raakte hun klederen aan. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-15|15 ]] "Samech. Zij riepen tot hen: Wijkt, hier is een onreine wijkt, wijkt, roert niet aan! Zekerlijk, zij zijn weggevlogen, ja, weggezworven; zij zeiden onder de heidenen: Zij zullen er niet langer wonen. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-16|16 ]] "Pe. Des HEEREN aangezicht heeft ze verdeeld. Hij zal ze voortaan niet meer aanzien; zij hebben het aangezicht der priesteren niet geeerd, zij hebben den ouden geen genade bewezen. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-17|17 ]] "Ain. Nog bezweken ons onze ogen, ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op een volk, dat niet kon verlossen. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-18|18 ]] "Tsade. Zij hebben onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan konden; ons einde is genaderd, onze dagen zijn vervuld, ja, ons einde is gekomen. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-19|19 ]] "Koph. Onze vervolgers zijn sneller geweest dan de arenden des hemels; zij hebben ons op de bergen hittiglijk vervolgd, in de woestijn hebben zij ons lagen gelegd. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-20|20 ]] "Resch. De adem onzer neuzen, de gezalfde des HEEREN, is gevangen in hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw leven onder de heidenen! " \\ [[commentaar:klaagliederen4-21|21 ]] "Schin. Wees vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het land Uz woont! doch de beker zal ook tot u komen, gij zult dronken worden, en ontbloot worden. " \\ [[commentaar:klaagliederen4-22|22 ]] "Thau. Uw ongerechtigheid heeft een einde, o gij dochter Sions! Hij zal u niet meer gevankelijk doen wegvoeren; maar uw ongerechtigheid, o gij dochter Edoms! zal Hij bezoeken; Hij zal uw zonden ontdekken. " ^ [[klaagliederen3| vorig hoofdstuk]] ^ [[klaagliederen5|volgend hoofdstuk]] ^ [[sv|Terug naar Bijbel index]] ^