1 “Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt. ”
2 “Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan. ”
3 Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel.
4 “Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest. ”
5 “De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens; ”
6 En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israel!