Terug naar Bijbel index Terug naar Boek index

Spreuken 15


1 Een zacht antwoord keert de grimmigheid af; maar een smartend woord doet den toorn oprijzen.
2 De tong der wijzen maakt de wetenschap goed; maar de mond der zotten stort overvloediglijk dwaasheid uit.
3 “De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende de kwaden en de goeden. ”
4 De medicijn der tong is een boom des levens; maar de verkeerdheid in dezelve is een breuk in den geest.
5 “Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden; maar die de bestraffing waarneemt, zal kloekzinniglijk handelen. ”
6 In het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte.
7 De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
8 Het offer der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar het gebed der oprechten is Zijn welgevallen.
9 “De weg der goddelozen is den HEERE een gruwel; maar dien, die de gerechtigheid najaagt, zal Hij liefhebben. ”
10 “De tucht is onaangenaam voor dengene die het pad verlaat; en die de bestraffing haat, zal sterven. ”
11 De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensenkinderen?
12 “De spotter zal niet liefhebben, die hem bestraft; hij zal niet gaan tot de wijzen. ”
13 Een vrolijk hart zal het aangezicht blijde maken; maar door de smart des harten wordt de geest verslagen.
14 Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
15 Al de dagen des bedrukten zijn kwaad; maar een vrolijk hart is een gedurige maaltijd.
16 “Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en onrust daarbij. ”
17 “Beter is een gerecht van groen moes, waar ook liefde is, dan een gemeste os, en haat daarbij. ”
18 Een grimmig man zal gekijf verwekken; maar de lankmoedige zal den twist stillen.
19 De weg des luiaards is als een doornheg; maar het pad der oprechten is wel gebaand.
20 Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.
21 De dwaasheid is den verstandeloze blijdschap; maar een man van verstand zal recht wandelen.
22 “De gedachten worden vernietigd, als er geen raad is; maar door veelheid der raadslieden zal elkeen bestaan. ”
23 Een man heeft blijdschap in het antwoord zijns monds; en hoe goed is een woord op zijn tijd!
24 “De weg des levens is den verstandige naar boven; opdat hij afwijke van de hel, beneden. ”
25 Het huis der hovaardigen zal de HEERE afrukken; maar de landpale der weduwe zal Hij vastzetten.
26 Des bozen gedachten zijn den HEERE een gruwel; maar der reinen zijn liefelijke redenen.
27 “Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven. ”
28 “Het hart des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar de mond der goddelozen zal overvloediglijk kwade dingen uitstorten. ”
29 De HEERE is ver van de goddelozen; maar het gebed der rechtvaardigen zal Hij verhoren.
30 Het licht der ogen verblijdt het hart; een goed gerucht maakt het gebeente vet.
31 “Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. ”
32 “Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. ”
33 De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid gaat voor de eer.