2 met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen,
In de Schrift is G5012 tapeinophrosýnē, nederigheid een inside-out deugd die geproduceerd wordt door onszelf te vergelijken met de Heer in plaats van met anderen. Dit brengt gedrag in lijn met deze innerlijke openbaring om te voorkomen dat men zichzelf verheft (zelfbepalend, zelfopgeblazen). Voor de gelovige betekent tapeinophrosýnē (“nederigheid”) leven in volledige afhankelijkheid van de Heer, d.w.z. zonder afhankelijkheid van zichzelf (het vlees).
Voor de gelovige begint zachtmoedigheid G4240, praýtēs (“zachte kracht”), met de inspiratie van de Heer en eindigt met Zijn richting en bekrachtiging. Het is een goddelijk uitgebalanceerde deugd die alleen kan werken door geloof.
hebreeen11:1 Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt (verwacht), en het bewijs der dingen, die men niet ziet.
hebreeen12:2 Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.
romeinen10:4 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft.
5056. telos = voortdurend, einde (finish), vervulling, doel, uitkomst, som, uiterste De finish is het einde van de race De eindstreep (halen) is het doel van de wedloop Yeshua heeft de wedloop gelopen zonder van het pad af te wijken, geen strafpunten of diskwalificatie.
G3115 makrothymía van makrós (lang) en thymós (passie, woede) – eigenlijk, lange-passie, d.w.z. voldoende tijd wachten alvorens woede te uiten. Dit vermijdt het voortijdige gebruik van geweld (vergelding) dat voortkomt uit ongepaste woede (een persoonlijke reactie).
Dit is het tegengestelde van “een kort lontje”.
G26 agápē – eigenlijk, liefde die zich richt op morele voorkeur. Zo ook in het seculiere Oudgrieks, richt agápē zich op voorkeur; evenzo betekende de werkwoordsvorm (25 /agapáō) in de oudheid “prefereren” (TDNT, 7). In het NT verwijst 26 (agápē) doorgaans naar goddelijke liefde (= wat God prefereert). Een liefde die gegeven wordt om niet, niet iets terug te verlangen.
G430 anéxomai aná (een proces voltooien) en exō (hebben) – eigenlijk “nog steeds volhouden”, zelfs na het doorlopen van de vereiste volgorde (handelwijze); verdragen; voor de gelovige betekent “volhouden” het geloof uitleven waarin God werkt.