Jozua 5:10 Terwijl de Israelieten te Gilgal gelegerd waren, vierden zij het Pascha op de veertiende dag van die maand, des avonds, in de vlakten van Jericho; 11 En zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag. 12 En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israelieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaan opleverde.
1 Corinthe 5:7 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam is geslacht: Christus. 8 Laten wij derhalve feest vieren, niet met oud zuurdeeg, noch met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met het ongezuurde brood van reinheid en waarheid.
het Paasfeest ook in het duizendjarig vrederijk
Ezechiƫl 45:21 In de eerste maand, op de veertiende dag der maand, zult gij het Pascha vieren; gedurende het feest van zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten worden. 22 Op die dag zal de vorst voor zichzelf en voor al het volk des lands een stier als zondoffer bereiden. 23 En gedurende de zeven dagen van het feest zal hij zeven dagen lang dagelijks als brandoffer voor de Here zeven stieren en zeven rammen bereiden, alle gaaf, en als zondoffer dagelijks een geitebok; 24 Als spijsoffer zal hij een efa bij elke stier en een efa bij elke ram bereiden en een hin olie bij elke efa. 25 Ook in de zevende [maand], op de vijftiende dag der maand, op het feest, zal hij het bereiden; zeven dagen lang desgelijks, zowel het zondoffer als het brandoffer, het spijsoffer zowel als de olie.
1 Petrus 1:18 Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die [u] van de vaderen overgeleverd is, 19 Maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.
Colossenzen 2:11 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, 12 Daar gij met Hem begraven zijt in de doop. In Hem zijt gij ook medeopgewekt door het geloof aan de werking Gods, die Hem uit de doden heeft opgewekt. 13 Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold, 14 Door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen: