Mattheus 26
2 Gij weet, dat het over twee dagen Paasfeest is, en alsdan wordt de Zoon des mensen overgeleverd om gekruisigd te worden.
5 Maar zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding ontsta onder het volk.
17 Op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, kwamen de discipelen bij Jezus en zeiden: Waar wilt Gij, dat wij toebereidselen maken voor U om het Pascha te eten?
de vertaling zou ook kunnen zijn "maar nu voor het ongezuurde brood (hebr. matzot of pesach)"
20 Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf discipelen.
Was dit erev Pesach of nog de avond daar voor?
21 En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal.
22 En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here?
23 Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden.
24 De Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt.
25 Het ware voor die mens goed geweest, als hij niet geboren was. Judas, zijn verrader, antwoordde en zeide: Ik ben het toch niet, Rabbi? Hij zeide tot hem: Gij hebt het gezegd.
26 En terwijl zij aten, nam Jezus een brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het aan zijn discipelen en zeide: Neemt, eet, dit is mijn lichaam.
27 En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit en gaf hun die en zeide: Drinkt allen daaruit.
28 Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
29 Doch Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet meer van deze vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar met u nieuw zal drinken in het Koninkrijk mijns Vaders.
30 En na de lofzang gezongen te hebben vertrokken zij naar de Olijfberg.
Markus 14
1 Nu was het na twee dagen Pascha en het feest der ongezuurde broden. En de overpriesters en de schriftgeleerden zochten, hoe zij Hem door list in handen zouden krijgen en doden. 2 Want zij zeiden: Niet op het feest, opdat er geen opschudding kome onder het volk. 12 En op de eerste dag van het feest der ongezuurde broden, waarop men gewoon was het Pascha te slachten, zeiden zijn discipelen tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan en toebereidselen maken, opdat Gij het Pascha kunt eten?
de vertaling zou ook kunnen zijn "en nu voor de dag van het ongezuurde brood (hebr. matzot of pesach)"
17 En toen het avond geworden was, kwam Hij met de twaalven.
18 En terwijl zij aanlagen en aten, zeide Jezus: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal; een die met Mij eet.
19 Zij begonnen bedroefd te worden en een voor een tot Hem te zeggen: Ik toch niet?
20 En Hij zeide tot hen: Een van de twaalven, die met Mij in de ene schotel indoopt.
21 Want de Zoon des mensen gaat wel heen gelijk van Hem geschreven staat, doch wee die mens, door wie de Zoon des mensen verraden wordt. Het ware voor die mens goed, als hij niet geboren was.
22 En terwijl zij aten, nam Hij een brood, sprak de zegen uit, brak het, gaf het hun en zeide: Neemt, dit is mijn lichaam.
23 En Hij nam een beker, sprak de dankzegging uit, en gaf hun die en zij dronken allen daaruit.
24 En Hij zeide tot hen: Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt.
25 Voorwaar, Ik zeg u, Ik zal voorzeker niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken, tot op die dag, dat Ik haar nieuw zal drinken, in het Koninkrijk Gods.
26 En na de lofzang gezongen te hebben, vertrokken zij naar de Olijfberg.
Lukas 22
1 Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt, naderde. 7 De dag der ongezuurde broden kwam, waarop het Pascha moest geslacht worden. 13 En zij gingen heen en vonden het zoals Hij hun gezegd had, en zij maakten het Pascha gereed. 14 En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. 15 En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. 16 Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. 17 En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. 18 Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is. 19 En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. 20 Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt. 39 En Hij verliet de stad en ging, zoals Hij gewoon was, naar de Olijfberg. En ook zijn discipelen volgden Hem.
Johannes 13-18
13:1 En voor het Paasfeest, toen Jezus wist, dat zijn ure gekomen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heeft Hij de zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde. 2 En onder de maaltijd, toen de duivel reeds Judas, Simons zoon Iskariot, in het hart had gegeven Hem te verraden, 3 Stond Hij, wetende, dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, van de maaltijd op, 4 En Hij legde zijn klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede. 5 Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen,
26 Jezus dan antwoordde: Die is het, voor wie Ik het stuk brood indoop en wie Ik het geef. Hij doopte dan het stuk brood in en nam het en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. 27 En na dit stuk brood, toen voer de satan in hem. Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doen wilt, doe het met spoed. 28 Maar niemand van de aanliggenden begreep, waartoe Hij hem dit zeide;
14:31 Maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zo doe, als Mij de Vader geboden heeft. Staat op, laten wij vanhier gaan.
18:1 Na dit gezegd te hebben, ging Jezus met zijn discipelen naar de overzijde van de beek Kidron, waar een hof was, die Hij met zijn discipelen binnenging.
Mattheus: aanliggen, eten, brood, schotel, beker, lofzang
Markus: aanliggen, eten, brood, beker, lofzang
Lucas: aanliggen, beker, dankzegging, brood, dankzegging, maaltijd, beker, olijfberg
Johannes: voetwassing, maaltijd, aanliggen, naar de hof