Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


bijbels:nbg:tekst:genesis28

Genesis 28


1 Toen riep Isaak Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en zeide tot hem: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaän.

Geen vermenging met de wereld. Kanaän werd door Noach vervloekt.
Kanaän is gepersonifieerd in Hosea 12:8 = afvallig Israël

Van het woord kana H3665 = wordt vernederd, gedaan, nederig, vernederd, onderworpen

2 Maak u gereed, ga naar Paddan-aram, naar het huis van Betuël, de vader van uw moeder, en neem u vandaar een vrouw uit de dochters van Laban, de broeder van uw moeder.

Paddan-Aram (Syrie), de plaats waar Rachel stierf
Bethuël, mogelijk "man van God", een neef van Abraham
Laban, persoon (schoonvader van Ja'akov), een plaats die verbonden is met de reis door de woestijn (Deut1:1)

3 En God, de Almachtige, zegene u, Hij make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte van volken wordt.

God de Almachtige, El Shaddai = een veld/land, van Shaddad H7703 gewelddadig omgaan met, plunderen, verwoesten, ruïneren

Menigte van volken, dus niet 1 volk maar een menigte van volken

https://hebrew.jerusalemprayerteam.org/almighty-el-shaddai/

4 Hij geve u de zegen van Abraham, u en uw nageslacht met u, zodat gij het land uwer vreemdelingschap, dat God aan Abraham gegeven heeft, in bezit krijgt.

nageslacht, zera = zaad => Yeshua
De zegen van Abraham, Genesis 12:2-3,
en u zegenen, en uw naam groot maken; en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, 
en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
Ik zal u tot een groot volk maken,

Zie ook Genesis 18:18; 22:18; 26:3-4; 28:14
Paulus => Galaten 3:8, En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, 
heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden.
De zegen houd het Evangelie in, dat is Yeshua

5 Zo zond Isaak Jakob weg, en deze ging naar Paddan-aram, naar Laban, de zoon van Betuel, de Arameeer, de broeder van Rebekka, de moeder van Jakob en Esau.

Rebekka, Rivkqa => vetgemest, stal (waar de kalveren vet gemest werden)

6 Toen Esau zag, dat Isaak Jakob gezegend had en hem met een zegen had weggezonden naar Paddan-aram, om zich vandaar een vrouw te nemen, en dat hij hem geboden had: Neem geen vrouw uit de dochters van Kanaan;
7 En dat Jakob naar zijn vader en zijn moeder geluisterd had, en naar Paddan-aram gegaan was,
8 Toen Esau nu zag, dat de dochters van Kanaan zijn vader Isaak zeer mishaagden,

mishaagden, ra = slecht, kwaad, tegenslag, verdrukking, slecht, rampspoed, ongenoegen, verdriet, 
Van ra'a '; slecht of (als zelfstandig naamwoord) kwaad (natuurlijk of moreel) - tegenspoed, kwelling, slecht, 
rampspoed, + mishagen (-uur), leed, kwaad ((- favoriet), man, ding), + buitengewoon, X groot, verdriet (-vous), 
kwaad, zwaar, gekwetst (-vol), ziek (begunstigd), + teken, onheil (-vous), ellende, niets (-ty), luidruchtig, 
+ niet alsjeblieft, verdrietig (-ly), pijnlijk , verdriet, moeite, ergernis, slecht (-ly, -ness, one), erger (-st), 
ellende, verkeerd. (Incl. Vrouwelijke raa'ah; als bijvoeglijk naamwoord of zelfstandig naamwoord.).

9 Ging hij naar Ismael, en nam zich bij zijn vrouwen Machalat, de dochter van Ismael, de zoon van Abraham, de zuster van Nebajot, tot vrouw.

Dochters van Ismael, ook familie, maar de weggezondene.
Ishmael, God hoort (shema)
Machalat, The same as machalath; sickness, in psalm titles, probably the name of a tune
Nebajot, vruchtbaarheden
Parasha "Vayetzei " Gen.28:10–32:3(2)*

10 Jakob vertrok uit Berseba en ging naar Haran.

Haran, kruispunt. Van charar; uitgedroogd

11 En hij bereikte een plaats, waar hij bleef overnachten, omdat de zon ondergegaan was. En hij nam (een van de) stenen der plaats, legde die onder zijn hoofd en ging op die plaats slapen. sula

Hij nam stenen (meervoud)

12 Toen droomde hij, en zie, op de aarde was een ladder opgericht, waarvan de top tot aan de hemel reikte, en zie, engelen Gods (Elohiem) klommen daarlangs op en daalden daarlangs neder.

de ladder, de weg naar God, Yeshua
ladder = sulam (samekh, wav, lamed, meem = 136) 136 = kol = stem
mammon 136 = financiën ten goede is een ladder  => zie tiende geven

De vertaling kan ook zijn : en engelen van God klommen van hem op en daalden op hem neer.
Hem = Jakob = Israël = Yeshua

Johannes 1:52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien 
en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen.

13 En zie, de Here (YHWH) stond bovenaan en zeide: Ik ben de Here (YHWH), de God (Elohe) van uw vader Abraham en de God van Isaak; het land, waarop gij ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven.

Het land waarop gij ligt

14 En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.

Als het stof der aarde. Lees boekje bloedlijnen hoofdstuk Israel en Efraim. Verspreiding over de gehele wereld.


15 En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij gaat, en Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik u heb toegezegd.

Doet me denken aan de priesterlijke zegen 

16 Toen Jakob uit zijn slaap ontwaakte, zeide hij: Waarlijk, de Here is aan deze plaats, en ik heb het niet geweten.

aan, op of in deze plaats bam'ma-qo-wm (Yeshua El Yakar, b'makom)  

17 En hij vreesde en zeide: Hoe ontzagwekkend is deze plaats. Dit is niet anders dan een huis Gods (Beth-El), dit is de poort des hemels.

ontzagwekkend, schrik, wees bang, vreselijk, beangstigend eerbied, vreselijke daad

18 De volgende morgen vroeg nam Jakob de steen die hij onder zijn hoofd gelegd had, stelde die tot een opgerichte steen en goot er olie bovenop.

Hij nam de steen (enkelvoud), de stenen waren tot 1 geworden, vele stenen 1 huis, levende stenen voor een geestelijk huis
Mattheüs 8:20 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; 
maar de Zoon des mensen heeft niet (een steen), waar Hij het hoofd nederlegge. 

19 En hij noemde die plaats Betel, maar tevoren was de naam der stad Luz.

Luz, amandelboom, de menorah => de boom des levens => Yeshua

Als de eerste bloem van het jaar is de bloesem de Ontwaker, en daarom toont het waakzaamheid; 
het vertegenwoordigt ook zoetheid, charme, delicatesse. 
Voor de Chinezen is het vrouwelijke schoonheid, standvastigheid in verdriet, waakzaamheid. 
In de christelijke traditie betekent de amandel goddelijke gunst en goedkeuring, en de zuiverheid van de Maagd.

20 En Jakob deed een gelofte: Indien God met mij zal zijn, en mij behoeden zal op deze weg, die ik ga, mij zal geven brood om te eten en klederen om aan te trekken,

en behoeden zal = u·she·ma·Ra·ni (H8104), hier zit het woord shomer = beschermer
te omheggen met doornstruiken, wat de herders deden voor de kudde om ze 's nachts te beschermen
zelfde als in de priesterlijke zegen : ve·yish·me·Re·cha, Num.6:22

21 En ik behouden tot mijns vaders huis wederkeer, dan zal de Here mij tot een God zijn.

Jakob stelt voorwaarden, als YHWH dat doet, dan zal YHWH mij tot God zijn

22 En deze steen, die ik tot een opgerichte steen gesteld heb, zal een huis Gods wezen, en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven.

deze steen (enkelvoud)
De opgerichte steen, doet me denken aan de Hoeksteen die is opgestaan, Hij is (de Zoon uit) het huis van God

waar gaat het over

Jakob moet vluchten voor zijn broer en gaat naar het land van familie, achtergelaten broers.
De opdracht van zijn vader is zich niet te vermengen met de volken om hen heen.
Een bruid halen bij de achtergebleven familie.
Jakob moet tot een groot volk, een menigte van volken worden ondanks dat hij zonder iets op weg gaat.
Onderweg heeft hij een ontmoeting met God die de zegen aan Abraham gedaan aan Jakob bevestigd.
Jakob verbindt zich met God.
Esau verbindt zich met Ishmaël, de weggezondene, Egypte/slaaf (Hagar)

wat is de diepere laag

In Jakobs zaad, dat is Mashiach, zullen alle volken gezegend worden.
Maar om Mashiach geboren te laten worden mag er geen vermenging zijn met de wereld.
God heeft een plan en zal dit ten uitvoer brengen.
Dat vele volken (oost, west, noord, zuid) nakomelingen zijn van Jakob (Abraham).
Die vele volken zijn de verloren schapen van Israël, dat is Jakob.

Hoe zien we Yeshoea hierin

Yeshoea is het zaad (enkelvoud) waardoor alle volken gezegend worden.
Yeshoea is aanwezig bij de ontmoeting tussen Jakob en God, Hij is de Amandelboom, de Boom des levens, de Menorah.
Hij is de staf van Aäron, die ging bloeien.
Hij is de Herder die zijn doornenkroon om de gemeente, de gelovigen, heen legt. Yeshoea werd ook niet aangenomen door zijn broeders en ging uit naar de verloren schapen van Israël.
Yeshoea verwierf zich ook een bruid buiten het land van zijn vaderen.

wat kunnen wij er mee in ons dagelijks leven

Niet vermengen met de wereld, geen huwelijksbanden aangaan met ongelovigen.
Weten dat de Almachtige onze Shomer (doornenkroon), Beschermer, Herder en Bruidegom is.
God zal voorzien.

bijbels/nbg/tekst/genesis28.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1