Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


bijbels:sv:tekst:psalmen36

Psalmen 36


1 “Een psalm van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester. ”
2 De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen.
3 “Want hij vleit zichzelven in zijn ogen, als men zijn ongerechtigheid bevindt, die te haten is. ”
4 De woorden zijns monds zijn onrecht en bedrog; hij laat na te verstaan tot weldoen.
5 “Hij bedenkt onrecht op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed is; het kwaad verwerpt hij niet. ”
6 O HEERE! Uw goedertierenheid is tot in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe.
7 Uw gerechtigheid is als de bergen Gods; Uw oordelen zijn een grote afgrond; HEERE! Gij behoudt mensen en beesten.
8 “Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. ”
9 Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes; en Gij drenkt hen uit de beek Uwer wellusten.
10 Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht.
11 “Strek Uw goedertierenheid uit over degenen, die U kennen, en Uw gerechtigheid over de oprechten van hart. ”
12 “De voet der hovaardigen kome niet over mij, en de hand der goddelozen doe mij niet omzwerven. Aldaar zijn de werkers der ongerechtigheid gevallen; zij zijn nedergestoten, en kunnen niet weder opstaan. ”

bijbels/sv/tekst/psalmen36.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1