Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


bijbels:sv:tekst:spreuken10

Spreuken 10


1 De spreuken van Salomo. Een wijs zoon verblijdt den vader; maar een zot zoon is zijner moeder droefheid.
2 Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood.
3 De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg.
4 “Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk. ”
5 “Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon; maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon die beschaamd maakt. ”
6 Zegeningen zijn op het hoofd des rechtvaardigen; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
7 De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn; maar de naam der goddelozen zal verrotten.
8 “Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden. ”
9 “Die in oprechtheid wandelt, wandelt zeker; maar die zijn wegen verkeert, zal bekend worden. ”
10 “Die met het oog wenkt, richt smart aan; en een dwaas van lippen zal omgeworpen worden. ”
11 De mond des rechtvaardigen is een springader des levens; maar het geweld bedekt den mond der goddelozen.
12 Haat verwekt krakelen; maar de liefde dekt alle overtredingen toe.
13 In de lippen des verstandigen wordt wijsheid gevonden; maar op den rug des verstandelozen de roede.
14 De wijzen leggen wetenschap weg; maar den mond des dwazen is de verstoring nabij.
15 Des rijken goed is een stad zijner sterkte; de armoede der geringen is hun verstoring.
16 Het werk des rechtvaardigen is ten leven; de inkomst des goddelozen is ter zonde.
17 “Het pad tot het leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing verlaat, doet dwalen. ”
18 “Die den haat bedekt, is van valse lippen, en die een kwaad gerucht voortbrengt, is een zot. ”
19 “In de veelheid der woorden ontbreekt de overtreding niet; maar die zijn lippen wederhoudt, is kloek verstandig. ”
20 De tong des rechtvaardigen is uitgelezen zilver; het hart der goddelozen is weinig waard.
21 De lippen des rechtvaardigen voeden er velen; maar de dwazen sterven door gebrek van verstand.
22 “De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij voegt er geen smart bij. ”
23 “Het is voor den zot als spel, schandelijkheid te doen; maar voor een man van verstand, wijsheid te plegen. ”
24 “De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal God geven. ”
25 “Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet meer; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest. ”
26 “Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen, die hem uitzenden. ”
27 De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar de jaren der goddelozen worden verkort.
28 De hoop der rechtvaardigen is blijdschap; maar de verwachting der goddelozen zal vergaan.
29 De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte; maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring.
30 De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet bewogen worden; maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.
31 De mond des rechtvaardigen brengt overvloediglijk wijsheid voort; maar de tong der verkeerdheden zal uitgeroeid worden.
32 De lippen des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de mond der goddelozen enkel verkeerdheid.

bijbels/sv/tekst/spreuken10.txt · Laatst gewijzigd: door 127.0.0.1