Dit is een oude revisie van het document!
Exodus 33:17-20
| 17 En de Here zeide tot Mozes: Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken. 18 Maar hij zeide: Doe mij toch uw heerlijkheid zien. 19 Hij nu zeide: Ik zal mijn luister aan u doen voorbijgaan en de naam des Heren voor u uitroepen: Ik zal genadig zijn, wie Ik genadig ben, en Mij ontfermen, over wie Ik Mij ontferm. 20 Hij zeide: Gij zult mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens zal Mij zien en leven. |
:17 Ik u bij name ken ⇒ Naam = H8043 shem
Een stamwoord (misschien eerder afgeleid van suwm, wat staat voor een bepaalde en opvallende positie; vergelijk shamayim); een benaming, als teken of gedenkteken van individualiteit; impliciet eer, autoriteit, karakter – + basis, (in-)faam(-eus), benoemd(-d), vermaardheid, rapport.
:18 Maar hij zeide: Doe mij toch uw heerlijkheid zien. ⇒ Heerlijkheid = H3519 kabowd
BDB-definitie: glorie, eer, glorieus, overvloed, rijkdom, pracht, glorie, waardigheid, reputatie, eerbied
Strong's definitie: eigenlijk gewicht; maar alleen figuurlijk in een goede zin, pracht of overvloed: - glorieus, glorie, eer (-baar).
YHWH kent het karakter van Moshé, Moshé wil het karakter van YHWH kennen en zien. YHWH zegt; Mijn aangezicht kan je niet zien maar in het voorbijgaan zal ik mijn karakter uitroepen; genade en ontferming
Exodus34:6 YHWH ging aan hem voorbij en riep: YHWH, YHWH EL, barmhartig en genadig, lankmoedig, groot van goedertierenheid en trouw, 7 Die goedertierenheid bestendigt aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft; maar [de] [schuldige] houdt Hij zeker niet onschuldig, de ongerechtigheid der vaderen bezoekende aan kinderen en kindskinderen, aan het derde en vierde geslacht.
